Uit het Weidevogelmeetnet van de provincie Overijssel blijkt dat de jarenlange neerwaartse trend in de aantallen weidevogels in Overijssel tussen 2013 en 2015 voor een paar soorten weidevogels is gestopt. Op locaties waar door natuurorganisaties en agrarische natuurverenigingen veel wordt gedaan voor weidevogels blijkt herstel van aantallen weidevogels mogelijk. Maar niet met alle weidevogels gaat het goed. Eerst was het vooral de grutto die in aantallen afnam. Sinds 2000 gaat het echter ook slechter met de scholekster en de wulp.
De tureluur weet zich redelijk te handhaven. Voor twee kleine, minder opvallende soorten van het open landschap, de graspieper en de gele kwikstaart, geldt dat de aantallen constant bleven of iets toenamen. Het zijn soorten die vooral broeden aan randen van graslandpercelen of op akkers en daardoor minder last hebben van het vroege maaien.
Ook bij de kievit, de grutto en de veldleeuwerik is sprake van een lichte verbetering. De situatie is voor deze soorten gunstiger in de door agrarische natuurverenigingen ingerichte en beheerde gebieden, bijvoorbeeld Lierder- en Molenbroek en ook in delen van de polder Mastenbroek. De roodborsttapuit, in het verleden een soort van heide en moerassen, heeft in de periode 2005-2015 een sterke opmars laten zien en is op diverse plekken voor het eerst verschenen. De soort nam eerst in aantal toe in natuurgebieden en verschijnt nu ook steeds meer in het cultuurland met kruidenrijke randen.
Zie voor meer informatie het 7e Overijssels Feit op de site van de provincie Overijssel.
Bron: Provincie Overijssel, 10/05/16